Waarom kipfilet en broccoli niet voor iedereen werken (eigenlijk voor niemand)
Op de praktijk maak ik vaak het volgende mee: veel mensen zijn bang voor vet. En voor rood vlees. Oh, en natuurlijk ook nog voor aardappeltjes en rijst – want: te veel koolhydraten.
De redenen zijn uiteenlopend. Vaak gaat het om de aanname dat deze voedingsmiddelen ongezond zijn en/of dik maken.
Nu de dagen weer langer en warmer worden, en veel mensen zich bezighouden met gezondheid en afvallen, is het tijd voor een genuanceerde visie.
Als je je maaltijden daadwerkelijk baseert op de bovengenoemde aannames, dan komt dit in de keuken neer op de volgende voorbeelden:
- Kipfilet met een beetje olie en gestoomde broccoli
- Kalkoengehakt met paprika en wortels uit de airfryer, en (maximaal) twee aardappeltjes, plus een mespuntje mayonaise
- Vegaburger met een kleine salade en magere dressing
- In weinig vet gebakken gehaktballen van mager rundvlees, met (in weinig vet) gebakken aubergine, paprika en tomaatjes
- Kabeljauw met bimi en een kleine salade
- Groene salade met kikkererwten
Ik overdrijf natuurlijk een beetje. Maar in de praktijk merk ik dat deze – laten we het een programmering noemen – behoorlijk is blijven hangen in de hoofden van veel mensen. Het resultaat zijn maaltijden waar echt niemand blij van wordt. Laat staan verzadigd of goed gevoed.
Hoe komt dat?
Hier biedt de leer van de stofwisselingstypes prachtige inzichten. Zoals je misschien nog weet, zijn er drie categorieën stofwisselingstypes. In werkelijkheid is het iets genuanceerder, maar deze driedeling maakt het overzichtelijk en praktisch toepasbaar.
Ik leg het uit aan de hand van het voorbeeld: kipfilet met een beetje olie en gestoomde broccoli.
Koolhydraattypes
De naam zegt het al: een koolhydraattype heeft meer koolhydraten nodig dan gemiddeld. Niet alleen als brandstof, maar ook omdat het lichaam deze goed kan verteren. Koolhydraattypes hebben relatief weinig dierlijk eiwit nodig, en dan vooral in magere vorm – zoals kipfilet, peulvruchten, ei en kabeljauw. Extreme koolhydraattypes kunnen ook prima vegetarisch leven, en hun eiwitten uitsluitend uit peulvruchten halen. Vet hebben ze niet veel nodig.
Zelf ben ik een Drukke Yogi®, een van de koolhydraattypes. De bovengenoemde voorbeeldmaaltijd zou in principe goed voor me werken. Maar zonder rijst bij de maaltijd sta ik hongerig op – ongeacht de portiegrootte. Als ik geen aardappelen mag eten, raakt mijn systeem uit balans. Het voelt alsof ik vijf koppen koffie achter elkaar heb gedronken. Niet leuk voor mijn toch al drukke hoofd.
Je stofwisselingstype kun je niet omtrainen. Als je lichaam (meer) koolhydraten nodig heeft, kun je een tijdje op wilskracht doorgaan, maar er komt een moment waarop je lijf het overneemt. Dan is het hek van de dam, en snakt je lichaam naar snelle koolhydraten. En ja, de snoepzak is natuurlijk sneller geopend dan dat je een pan met rijst hebt gekookt.
Wat ik vaak zie: klanten eten koolhydraatarme maaltijden en besparen vooral op zetmeelrijke koolhydraten zoals aardappelen en rijst. De eerste dagen gaat dat prima. Omdat er minder gluten binnenkomen, voelen ze zich zelfs tijdelijk beter. Maar op de lange termijn ontstaat er vlak na de maaltijden – of tussendoor – een onbedwingbare trek in zoet. Uiteindelijk nemen ze meer koolhydraten tot zich, vaak in de vorm van witte suiker, dan wanneer ze gewoon wat aardappelen op hun bord hadden gelegd.
Kortom: kipfilet en broccoli werken voor een koolhydraattype alleen mét koolhydraten erbij – in de vorm van rijst, rijstnoedels, aardappelen, zoete aardappelen, enzovoort.
Rood-vlees-en-vettypes
Rood-vlees-en-vettypes hebben meer donker (rood) vlees nodig, en vooral ook veel meer vet dan gemiddeld. Een maaltijd bestaande uit magere kipfilet met groenten werkt dan dus totaal niet. Dat er weinig koolhydraten in zo’n maaltijd zitten, is voor hen geen probleem. Al vinden zelfs de meeste rood-vlees-en-vettypes een paar gebakken aardappelen of frietjes wel lekker (en kunnen deze ook prima hebben). Het grote probleem is dat het gerecht veel te mager is. Hun lichaam maakt geen onderscheid tussen gestoomde broccoli en droge kipfilet: allebei voelt het als ‘niets’.
Daarbij ontbreekt ook het extra vet. Rood-vlees-en-vettypes laten hun eten graag “zwemmen” in vet. Door het gebrek aan zowel vet als verzadiging raakt het lichaam ondervoed – ondanks dat er technisch gezien vlees binnenkomt. Het systeem raakt uit balans, en mensen kunnen zelfs aankomen.
Kortom: het lage koolhydraatgehalte van de maaltijd is prima. Maar het gebrek aan vet en rood vlees is funest. Hoe donkerder het vlees, hoe beter. Dus als er al kip wordt gegeten, dan liever de poten, het vel, het hart of de lever. Nog beter: rundvlees, spek of levertjes. En dan royaal vet erbij – in de vorm van roomboter, reuzel of kokosolie.
Het gebalanceerde type
Ook voor dit type werkt de voorbeeldmaaltijd niet optimaal. Kipfilet en groenten zijn op zich prima, maar er ontbreekt wat vet én er zijn te weinig zetmeelhoudende koolhydraten aanwezig. Een gebalanceerde type heeft niet zo veel koolhydraten nodig als een koolhydraattype, maar zeker ook niet te weinig. Gebalanceerde types functioneren het best op een mix: af en toe vetter en donkerder vlees, afgewisseld met lichter vlees. Ze hebben matige hoeveelheden vet en koolhydraten nodig – maar te weinig van beide leidt ook bij hen tot trek in zoet.
Kortom: kipfilet met broccoli bevat te weinig vet én te weinig koolhydraten voor een gebalanceerd type.
Maar wacht eens…
“Jutta, vertel jij niet de hele tijd dat we voorzichtig moeten zijn met brood, pasta en andere glutenproducten?” Klopt, dat zeg ik nog steeds. In het algemeen krijgen we met z’n allen inderdaad te veel koolhydraten binnen. Maar koolhydraten zijn niet allemaal hetzelfde.
Minder of geen brood en gluten eten, betekent niet dat je ook geen rijst of aardappelen nodig hebt. Vaak is je lichaam slimmer dan je hoofd: laat je de koolhydraten weg van je bord, dan komt de behoefte alsnog – vaak in de vorm van trek in snelle suikers.
Zo ontkom je de kipfilet-groenten-programmering
- Laat je niet aanpraten dat je een standaard ‘poppetje’ bent. Kijk altijd naar je eigen smaak en behoefte.
- Kijk kritisch naar hoe je koolhydraten eet. Gaat het ‘van hand naar mond’ (zonder mes en vork)? Dan is de kans groot dat het gaat om snacks, koek of snoep.
- Let op de soort koolhydraten. Als je vooral tarwe en tarweproducten eet, kun je die gerust schrappen. Maar schrap dan niet ook alle rijst en aardappelen.
- Krijg je trek in zoet? Kijk terug naar je laatste maaltijd. Zaten daar voldoende koolhydraten in? Vond je dat stukje magere kabeljauw écht lekker, of had je stiekem liever een speklapje gewild?
- Wees niet bang voor voedzame, verzadigende maaltijden. Experimenteer met vet. Ben je na het eten oprecht verzadigd? Dan zat je goed. Blijf je snaaien? Voeg de volgende keer wat meer vet toe.
- Laat je leiden door je smaak – niet door je hoofd.
copyright afbeelding: stockfoto canva