Twee jaar geleden deed ik iets wat ik anders nooit deed: ik gaf commentaar op de voeding van het kind van een vriendin. Dit is normaal gesproken een absolute no-go voor mij. Ik geef echt nooit commentaar op het eten van iemand anders. Tenzij dat ik word gevraagd om advies.
Samen met een bevriend gezin waren we beland in een restaurant (pre-corona…). Het was een al you can eat restaurant met de nadruk op sushi en Aziatische gerechten. Niet mijn eerste keuze, maar ook hier geldt: ….geen dogma als het gezellig kan worden. De zoon van mijn vriendin bleef maar bestellen: eend, zalm, rund. En mijn vriendin werd steeds bleker. “Moet je niet wat rijst erbij?” en “Nee, doe maar niet nog een keer eend, hoor!”
Ik ken haar al bijna 30 jaar inclusief haar eetvoorkeuren. Ze houdt niet van vet en rood vlees, eet sowieso weinig vlees, griezelt van mosselen en alles waar te veel vet aan zit. Kortom, een koolhydraat-type. Ter herinnering: er zijn twee koolhydraat-types, waarvan ik de één inmiddels beschrijf als “Gemoedelijke Boeddha”. Precies mijn vriendin. Dit zijn mensen die veel groenten nodig hebben, granen ook. Daarnaast mager eiwit, zoals uit ei, peulvruchten en mager vlees (bijvoorbeeld kipfilet). Toen ik haar zoon zag eten en genieten van alles waarvan mijn vriendin griezelt, wist ik ook zeker: hij is definitief geen koolhydraat-type.
En toen heb ik dit (heel voorzichtig) tegen mijn vriendin gezegd. Uit het gesprek bleek dat het klopte wat ik vermoedde: ze vertelde dat haar zoon vaak hongerig van school thuis komt. Brood verzadigt niet, rijst en granen doen hem niets. Fruit weigert hij – op een keer een onrijpe banaan na.
Ik gaf haar voorzichtig de tip om haar zoon gerust meer dierlijk eiwit en vet te laten eten. Ze was er heel open voor – met name omdat het zo herkenbaar was. Gelukkig eet zijn vader wel meer vlees en eiwit. Dus haar zoon heeft aan tafel de keuze.
En dat is precies waar het om gaat: als je kinderen hebt, geef ze de keuze en zadel ze niet op met jouw eigen eet-visie en voedingsvoorkeuren.
En ik begin maar direct bij mezelf. Ik ben een kolenhydraat-type. Niet echt dol op rood vlees, dus met een sterke voorkeur voor een min of meer vegetarisch voedingspatroon. Had ik mijn dochter in mijn eentje opgevoed, dan had ik haar waarschijnlijk ondervoed. Zeker in de beginperiode van mijn werk als TCM-voedingsconsulent toen ik nog niet werkte met de stofwisselingstypes. Het arme kind had van mij nooit of alleen zeer zelden gehaktballen of biefstuk gekregen. Simpelweg omdat ik daar zelf geen behoefte aan heb.
Gelukkig, gelukkig eten zowel haar vader als haar stiefvader wel (meer) vlees. Op die manier kan mijn dochter bij de maaltijden kiezen. En hoeft ze zich niet te conformeren aan mijn eigen voorkeuren.
Waar het om gaat: je hoeft het stofwisselingstype van je kind niet te weten, als je maar openstaat en het niet belemmert in de keuze.
Hier nog een paar tips:
- Ga niet je eigen eetvoorkeuren projecteren op je kinderen. Ook al hou je niet bijzonder van vlees, ga er dan niet vanuit dat er voor je kind hetzelfde geldt. Andersom: als je een grote vleesliefhebber bent, dan hoeft dan niet voor je kind te gelden.
- Voor de koolhydraattypes: als je zelf niet dol bent op vlees, zorg er dan voor dat je kind vaker bij oma eet. Of bij de buren. Of iemand anders die wel van vlees houdt – en dit ook met enthousiasme op het bordje legt.
- Voor de vleesliefhebbers: neemt het serieus als je kind net niet zo enthousiast reageert als jij zelf.
- Lepelt je kind pure roomboter of pindakaas in zijn mondje: geen paniek. Het zou kunnen dat het simpelweg heel erg van vet houdt – en dit ook nodig heeft.
© Charlein Gracia, unsplash